De 7 principes van coöperatief ondernemen onder de loep

Veel ondernemers zijn nog niet vertrouwd met het begrip coöperatief ondernemen. Lieve Jacobs, coördinator van Coopburo, en Wim Van Opstal, coördinator van het Centrum voor Sociaal en Coöperatief Ondernemen, doen de 7 principes van coöperatief ondernemen uit de doeken.
 

Wat is een coöperatie? De Internationale Coöperatieve Alliantie (ICA) formuleert de definitie van een coöperatie als volgt:

‘A co-operative is an autonomous association of persons united voluntarily to meet their common economic, social, and cultural needs and aspirations through a jointly-owned and democratically controlled enterprise.’

Hieruit halen we alvast volgende kenmerken die we niet snel terugvinden in andere soorten ondernemingen:

  • Coöperaties zijn ondernemingen die zich richten op het vervullen van de gemeenschappelijke behoeften van hun leden;
  • Deze leden zijn eigenaar van hun coöperatie;
  • Deze leden controleren hun coöperatie op een democratische manier.

Coöperatieve principes als kompas

Naast bovenstaande definitie, bevat het ICAreferentiekader een lijst van zeven principes die zijn ontstaan uit een bundeling van goede praktijken doorheen de geschiedenis van de coöperatieve beweging. Deze principes hebben, naast een ideologische component, een achterliggende economische grondslag.

Daarom is het voor elke coöperatieve ondernemer zinvol om principe per principe af te toetsen in welke mate en op welke wijze hij/zij hier gestalte aan geeft.

Vrijwillig en open lidmaatschap

Coöperaties hebben een sterk verenigingskarakter en worden daarom ook beschouwd als een ledenorganisatie. Dit hebben ze te danken aan hun open structuur om vennoten aan te trekken: men kan toetreden en participeren in het kapitaal zonder dat een statutenwijziging nodig is. Dit open lidmaatschap geeft een coöperatieve onderneming de troef dat het vlot mensen en middelen kan mobiliseren. Van Inclusie Invest bijvoorbeeld kan je vennoot worden door de missie en de visie te onderschrijven en door in te tekenen op minstens één aandeel.
  Open lidmaatschap sluit evenwel niet uit dat er in de statuten strikte voorwaarden kunnen staan om vennoot te kunnen worden. Neem als voorbeeld de Reo-veiling: wanneer je geen tuinbouwer bent, kom je er niet in. Vrijwillig lidmaatschap betekent ook dat vennoten moeten kunnen uittreden. Het is daarom ook belangrijk om stil te staan bij de uittredingsvoorwaarden: wie kan wanneer uittreden tegen welk scheidingsaandeel?
Om een plotse kapitaalvlucht te vermijden kan je ook beschermingsmechanismen inbouwen. Zo engageer je je om minstens vijf jaar vennoot te blijven van Beauvent en zal de Raad van Bestuur van Vin de Liège onderzoeken of de coöperatie het financieel kan dragen om een vennoot te laten uittreden.
 


Democratische controle door de leden

De democratische controle door de leden is een middel om ervoor te zorgen dat een cooperatie zich daadwerkelijk blijft focussen op de gemeenschappelijke noden van haar leden. Op deze manier kunnen de leden de visie en missie bewaken van hun coöperatie, kunnen ze een vijandige overname voorkomen en kunnen ze de lokale verankering van hun coöperatie vrijwaren (Van Opstal & Jacobs, 2012).

Een democratische controle hoeft trouwens niet te betekenen dat de coöperatie in al haar aspecten ook democratisch bestuurd wordt. Soms is dit immers niet werkbaar, omdat het al te vaak kan leiden tot een patstelling in operationele beslissingen waar snelheid soms geboden is. Het nodigt de coöperatieve ondernemer ook uit om vooraf goed na te denken welke stakeholders hij mee als vennoot wil betrekken bij de coöperatie: wie mee in bad zit, controleert immers mee de onderneming.
  Zoals eerder gesteld, kunnen in een coöperatie stemrechten in de Algemene Vergadering losgekoppeld worden van de kapitaalinbreng. Daarnaast bestaan er ook manieren om de verdeling van mandaten in de Raad van Bestuur te moduleren. Hiertoe wordt er vaak gewerkt met verschillende groepen aandelen, waaraan telkens andere rechten en plichten gekoppeld kunnen zijn. Kijk bijvoorbeeld naar Passwerk waar vier groepen aandeelhouders voorzien zijn: financiers (informaticabedrijven die substantieel participeren in het kapitaal), bezielers (organisaties die actief zijn rond autisme), personeelsleden en sympathisanten.
  In een klassieke vennootschap zou men verwachten dat de financiers, die meer dan tien keer het bedrag van de bezielers inbrachten, het meest te zeggen zouden hebben. Dit is hier niet het geval. De acht bestuursmandaten worden als volgt verdeeld: er is een externe bestuurder, de twee financiers kunnen elk één bestuurder afvaardigen en leveren dus twee bestuurders, de vier bezielers kunnen eveneens elk één bestuurder afvaardigen en leveren de voorzitter. Het personeel heeft één mandaat in de Raad van Bestuur en de sympathisanten hebben geen mandaat. Hier is het dus duidelijk dat de bezielers het stuur van de vennootschap in handen hebben en dat dit losgekoppeld is van hun financiële inbreng.
 

Economische participatie door de leden

Om ervoor te zorgen dat de coöperatie de behoeften van haar leden kan blijven vervullen, is het vaak cruciaal dat deze leden ook economisch participeren in hun coöperatie. Alleen op die manier blijft er een band bestaan tussen eigenaarschap en gebruik en blijft de focus op gebruikerswaarde primeren boven die van de aandeelhouderswaarde.

Een gezonde transactierelatie is ook noodzakelijk om als coöperatie de gewenste schaalvoordelen te realiseren waarop haar leden rekenen. Belangrijk hierbij is dat de coöperatie op haar leden kan blijven rekenen in goede en in slechte tijden. Ledentrouw is dus belangrijk. Deze ledentrouw kan enerzijds opgelegd worden met een transactieplicht voor de vennoten (zoals vaak het geval is in landbouwcoöperaties) of met een ristorno (of coöperatieve teruggave). Bij een ristorno genieten de leden van een voordeel pro rata de omvang van hun transacties met de coöperatie. Dit systeem komen we ook veelvuldig tegen in de landbouwsector en in coöperaties binnen de groot- en kleinhandel.
De leden van een coöperatie participeren ook in het aandelenkapitaal van hun coöperatie. Daarom hanteren ook tal van coöperaties het principe dat het gebruiksrecht van de coöperatie slechts voorbehouden is aan de leden, zoals het geval is bij Ecopower.
 

Autonomie en onafhankelijkheid

Coöperaties zijn ondernemingen in eigendom van hun leden en onder democratische controle door hun leden. Coöperaties zijn daardoor in hoofdzaak verantwoording verschuldigd aan hun leden. Deze autonomie en onafhankelijkheid is belangrijk om ervoor te zorgen dat de coöperatie haar focus houdt op het vervullen van de gemeenschappelijke behoeften van haar leden. Dit is meteen ook een belangrijke reden waarom het opnemen van externe investeerders in een coöperatie geen evidentie is: deze externe investeerders richten zich immers op de investeringswaarde en niet op de gebruikerswaarde van de coöperatie.

De coöperatie kan ook de autonomie en onafhankelijkheid van haar leden versterken omwille van het empowerende karakter ervan. Als gemeenschappelijk instrument om gedeelde belangen te behartigen, blijft de coöperatie ook een instrument voor gemeenschappen en ondernemingen om via zelfhulp elkaar en zichzelf te versterken.

Onderwijs, vorming en informatieverstrekking

Coöperaties kunnen maar autonoom en onafhankelijk blijven werken op een democratische en economisch duurzame manier, wanneer zij bestuurd en gecontroleerd worden door leden die voldoende gevormd zijn in het coöperatieve ondernemen zelf. De financiële en coöperatieve geletterdheid van de leden is immers een randvoorwaarde voor een effectieve en kwaliteitsvolle monitoring van het management door de leden (Leys & Van Opstal, 2009). Coöperatieve aandelen zijn immers risicokapitaal en de besluitvorming in een coöperatieve onderneming is vaak complex.
Bovendien is het belangrijk om als coöperatie het onderscheid tussen het individuele belang en het collectieve belang goed te kunnen duiden, zowel in goede als in slechte tijden. Coöperatief ondernemen is immers niet steeds gelijk aan sympathiek ondernemen voor elk lid op elk ogenblik. Daarnaast is de coöperatie, gelet op het belang van hun economische participatie, ook gebaat bij de bredere (sociaal)economische ontwikkeling van haar leden.
 

Coöperatie tussen coöperaties

Coöperaties hebben zichzelf steeds opnieuw uitgevonden doorheen tijd en ruimte. Toch is de coöperatieve beweging wereldwijd maar sterk geworden door een nauwe samenwerking tussen coöperaties onderling. De belangrijkste bedrijfseconomische logica hierachter schuilt in het feit dat het uitwisselen van informatie en ervaringen over dit specifieke businessmodel vaak kansen toont aan en valkuilen blootlegt voor collega-coöperaties. Op die manier is er sprake van externe schaalvoordelen binnen de coöperatieve beweging, wat ook de prikkel vergroot om onderling samen te werken: men begrijpt immers elkaars businessmodel als geen ander.

Wat dit principe betreft, schuilen er in ons land nog heel wat kansen om over sectoren heen van elkaar te leren qua coöperatieve werking. Dit zou een eerste opstap kunnen zijn naar een kans die bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk al deels benut wordt, namelijk het verzilveren van externe schaalvoordelen door middel van een heuse co-operative branding, wat het coöperatieve model voor het brede publiek ook herkenbaarder, toegankelijker en verstaanbaarder maakt.


Aandacht voor de gemeenschap

Coöperaties focussen zich op de gemeenschappelijke problemen van hun leden. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat deze leden de coöperatie gebruiken om problemen binnen hun gemeenschap aan te snijden. De coöperatie is immers het economische vehikel van haar leden.
De lokale verankering van controle en eigenaarschap bevestigt en versterkt deze focus: een externe investeerder heeft immers minder voeling met lokale noden dan lokale bestuurders. Coöperaties in handen van lokale gemeenschappen kunnen ook een hefboom betekenen om bepaalde maatschappelijke of economische veranderingen teweeg te brengen. Investeringen die iedereen noodzakelijk acht, maar niemand in de achtertuin wenst - denk bijvoorbeeld aan windmolens - kunnen door het actief en financieel betrekken van de lokale gemeenschap versneld en verbeterd worden doorgevoerd. Het zorgt er ook voor dat zij die de lasten dragen ook kunnen delen in de lusten ervan. Economen noemen dit het internaliseren van externe effecten.
Bovendien is de coöperatie, omwille van de economische participatie van haar leden, gebaat met de versterking van de sociaaleconomische omgeving van haar leden. Hoe steviger deze positie, hoe minder snel de coöperatie zal kapseizen.