Alle wegen leiden naar … plastic soep?
Tot twaalf miljoen ton plastic ontsnapt jaarlijks in onze oceanen.
Een van de grootste boosdoeners is onze eigen kleerkast en de manier waarop we onze garderobe onderhouden. Tijd om betere wasjes te draaien, zowel in productielanden als in het eigen waskot.
“Als je al het plastic dat jaarlijks in onze oceanen terechtkomt in vrachtwagens zou zetten, dan krijg je een file die vijf keer zo lang is als het traject van Brussel naar Rome.”
Dat vertelde Colin Janssen, professor eco-toxicologie aan de UGent, mij een paar jaar geleden aan de telefoon. Het was een van de eerste interviews die ik ooit afnam over de impact van plastic op mens en milieu.
“Wereldwijd gebruiken we jaarlijks 350 miljoen ton plastic, waarvan er telkens vijf tot twaalf miljoen ton in onze oceanen terecht”, zo lichtte de prof verder toe.
Mijn mond staat nog steeds open van verbazing. Met een vrachtwagen vol (micro)plastics op citytrip naar Rome, en dan nog eens, en nog eens. Ik kan me wel beter gezelschap op reis inbeelden.
In de artikels die ik sindsdien over plastic schreef, en dat zijn er best wel wat, blijf ik verwijzen naar de cijfers en metaforen van professor Janssen. (Hopelijk neemt hij mij dat niet kwalijk.) Keer op keer herhaal ik wat hij me leerde over de impact van microplastics en waar die juist vandaan komen.
Je hoeft niet ver te zoeken: je kleerkast ligt er vol van. De meest gebruikte textielvezel van dit moment is polyester, een synthetische stof. Als je die in je wastrommel steekt, dan krijg je een riolering vol plastic microvezels. De helft van die vezels komt in de zee en uiteindelijk in de oceaan terecht.
700.000 dunne synthetische haartjes
Toegegeven, een vrachtwagen vol outfits meenemen op citytrip – in plaats van goed afgewogen en -gemeten handbagage op de trein of in het vliegtuig – klinkt vast aanlokkelijker dan een container vol plastic soep. Toch behoed ik mij ervan om te veel kleren in te slaan, zowel in mijn bagage, mijn kleerkast als in mijn wastrommel.
Sinds ik een reeks over kleding en plastic schreef voor het intussen jammer genoeg opgedoekte medium Charlie Magazine, let ik veel meer op wat ik was en wat nog niet. Zeker in coronatijden heb ik er geen moeite mee om kleding langer te dragen. Zolang ik er niet (te) fel in gezweet heb, vliegen mijn T-shirts niet direct in de wasmachine maar laat ik ze eerst verluchten. Drogen aan de mast doet je kleding deugd, want textiel verslijt als je het te veel wast, zeker als het van slechte kwaliteit is.
Over slechte kwaliteit gesproken. Zoals zoveel andere consumenten hangt ook mijn kleerkast vol synthetische stoffen zoals polyester, nylon en acryl. Zeker als ik tweedehandskleding koop, let ik er allerminst op of de stof wel zo milieuvriendelijk is – het feit dat ik tweedehands shop, kleding van welke stof dan ook een tweede leven geef, is voor mij al duurzaam op zich. Alleen: als al die synthetische stoffen in de wasmachine vliegen, geven die heel wat microplastics af. “Tot 700.000 dunne synthetische haartjes per keer.” Opnieuw een cijfer van professor Janssen. Met de duizenden wasjes die je in je leven draait, kan je dus wel wat containers vullen. Naar Rome, en terug, en dan nog eens, en nog …
Van huis-, tuin- en keukenfilters tot regulering
Voor je wanhopig wordt, of zin krijgt om op vakantie te vertrekken, is er ook goed nieuws – al zeker voor alle veelgedragen tweedehandsstukken in mijn kast.
Hoe langer je je kleding bijhoudt, hoe minder microplastics er ontsnappen.
Dat vertelde Jeroen Dagevos, programmacoördinator bij de Nederlandse ngo Plastic Soup Foundation, mij ruim een jaar na het interview met professor Janssen. “De eerste vijf wasbeurten is er veel vezelverlies”, legde Dagevos uit aan de lijn uit Amsterdam. “Daarna stabiliseert zich dat.”
Volgens Dagevos zou het een goed idee zijn om kleding te wassen voor het op de markt komt. Dat gebeurt natuurlijk al, bijvoorbeeld na het verven van textiel, voor de stoffen naar een naaiatelier (al dan niet in de vorm van een sweatshop) gaan om in elkaar gestikt te worden. “Fabrikanten moeten filters bouwen op locaties waar textiel geweven wordt, zodat het wasproces ook daar proper blijft”, adviseert Dagevos na mijn bedenkingen.
Om dat te verplichten, is verregaande regulering nodig in productielanden. Wat de fabrikanten nog meer zou motiveren, is meer initiatief (en een broodnodig financieel zetje) van kledingmerken die de stoffen en kledij voor een prikje opkopen om ze aan 70 procent korting in de solden aan te bieden. Niet voor morgen dus. Maar waar ook regulering welkom is, is ons eigen waskot, in ons eigen huis, in ons eigen land.
Want zou het geen goed idee zijn mocht elke wasmachine in België een ingebouwde filter hebben, waardoor er geen microplastics meer naar onze zeeën en oceanen ontsnappen?
Het Kortrijkse bedrijf Creax heeft alvast een prototype klaar. De Fiylter, zo hebben ze hem genoemd, kan je zelf maken en bevestigen aan je afvoerbuis. Het enige wat je nodig hebt, zijn een oude sok – liever niet van polyester of nylon – of een andere huis-, tuin- en keukenfilter, een plastic fles of jerrycan om afvalwater in op te vangen en een draad of systeem om de filter aan je afvoerbuis te bevestigen. Simpel als wat. Goedkoop als wat. En vooral: duurzaam.
Wasmachineproducenten die samen een hoogtechnologische versie van dat prototype willen ontwikkelen, mogen zich in Kortrijk melden, drukken de industriële ontwerpers van Creax mij op het hart. Ook beleidsmakers zijn welkom, lijkt me. Of zoals een van de ontwerpers het tijdens ons Zoomgesprek verwoordde: “Ofwel moeten consumenten druk zetten, ofwel moet het verplicht worden. Pas als verandering van buitenaf komt, zullen bedrijven écht geïnteresseerd zijn om duurzame innovaties door te voeren.”
Er is nog werk in het waskot, dus. En voor iemand een allesbehalve feministische grap maakt: dat werk is weggelegd voor ons allemaal.
Sarah Vandoorne
Freelance journalist
Lid van het redactieteam van MVO Vlaanderen