Een QR-code als meerwaarde

Who made my clothes? Op die duurzaamheidscampagneslogan weet Mathias Slabbinck, bekend van het textielbedrijf voor kerkgewaden, het antwoord. Samen met Christof Ameye richtte hij Quifactum op, in de hoop consumenten te overtuigen van de meerprijs van kleding van eigen makelij.

Mathias Slabbinck en Christof Ameye bieden een antwoord op de slagzin Who made my clothes? Dat is de campagneslogan van Fashion Revolution, een organisatie die ijvert voor meer transparantie in de textielketen. Zo wil de ngo consumenten aansporen om de historie van hun kledij te achterhalen of op zijn minst na te gaan. Dat doen ze sinds Rana Plaza ingestort is, een fabriekscomplex in Bangladesh.

Niet enkel de ruim 1.100 doden die daar in 2013 vielen, maar het gebrek aan transparantie over welke merken in de fabriek produceerden, waren een wake-up call voor Slabbinck, CEO van Quifactum. Hij wedijvert al jaar en dag met lage prijzen in lageloonlanden en onderneemt volgens het motto "je niet op prijs moet concurreren, maar op kennis en kwaliteit".

De ondernemer is bekend van Slabbinck, een wereldberoemd Brugse textielbedrijf voor kerkgewaden en (sinds vrij kort, onder de noemer Mirabel Slabbinck, naar Mathias’ zus) ook huishoudlinnen. ‘Ik besefte dat het mogelijk was voor mijn familiebedrijf om die vraag -  Who made my clothes? - wel degelijk te beantwoorden. Slabbinck maakt dat met de hand in een atelier in Brugge. Wij hebben de namen ter beschikking!’

Slabbinck verliet het familiebedrijf in 2018. Zijn partner en CTO Christof Ameye was eerder medeoprichter van e-moneybedrijf JForce. Ze vonden elkaar via StartIt@KBC.

In een interview over Mirabel Slabbinck in De Tijd in 2016 zei je dat veel mensen in België aanvaarden dat de maakindustrie hier niet meer mogelijk is, maar jij niet.

Mathias Slabbinck: "Alle productie zal op een bepaald moment verhuizen naar het Verre Oosten, werd er geredeneerd. Nu komt men daarop terug en spreekt men over reshoring, de productie terughalen naar Europa of op naar landen in de buurt, zoals Tunesië. De knowhow die wij hebben, moeten we uitspelen."

In het Europees Actieplan voor de Circulaire Economie benadrukt ook rapporteur Jan Huitema dat Europa enkel maar kan concurreren op het gebied van kennis, technologie en innovatie.

Slabbinck: "Exact. Alleen: de bedrijven die moesten sluiten door de prijsconcurrentie, die komen niet meer terug. Die knowhow is verloren."
Christof Ameye: "Dat is wat mij aansprak in het idee van Mathias: de appreciatie voor ambachten, de nood aan vakmanschap. Daar heb ik veel respect voor. En het vooruitzicht om met de verzamelde data aan de slag te gaan, natuurlijk. Ik ben een echte techneut."
Slabbinck: "Zonder Christof had ik nooit Quifactum kunnen oprichten. Het is dan wel mijn idee, maar programmeren, dat kan ik niet."

Storytelling

Waar zit juist de meerwaarde in weten wie precies je kledij gemaakt heeft?

Slabbinck: "Het grote probleem is dat consumenten niet meer weten wat de waarde is van textiel. Ze zijn cynisch geworden, om het met de woorden van Oscar Wilde te zeggen: 'A cynic is someone who knows the price of everything, but the value of nothing'. Kmo’s die hier produceren, hebben het lastig om uit te leggen waarom hun prijzen zijn wat ze zijn. Als ze daar het verhaal van hun product aan kunnen koppelen, en wie het gemaakt heeft, begrijpen consumenten veel meer wat een product waard is."

In die zin is Quifactum meer een marketingtool dan een controlesysteem op het vlak van transparantie?

Slabbinck: "Ons doel is om de consument te bereiken, door middel van storytelling."
Ameye: "Al is controle ook wel belangrijk. We hebben Innovatieve Starters Steun (ISS) ontvangen via VLAIO en hebben nu een oproep ingediend om te werken aan een algoritme."
Slabbinck: "Dat dossier, dat onder de noemer Onderzoek- en Ontwikkelingsproject valt, verdedigen we deze maand."
Ameye: "Met zo’n algoritme zouden we de informatie van bedrijven die bij ons aangesloten zijn kunnen nagaan. Als ze iets beweren en dat blijkt niet te kloppen aan de hand van bijvoorbeeld gps-gegevens, dan kunnen we hen daarop aanspreken."
Slabbinck: "Stel dat er iets niet klopt, maar het is wel powered by Quifactum, dan zullen wij in de klappen delen. Momenteel werken we enkel met bedrijven die hun toeleveringsketen zelf in kaart hebben gebracht. Concreet spreken we kmo’s aan, zo onderscheiden we ons van andere platformen."
Ameye: "Veel kmo’s hebben de data nog niet om in Quifactum in te voeren. Daarin ondersteunen we hen, op een laagdrempelige manier. Op die manier geven we hen niet enkel de voordelen op het gebied van marketing, maar krijgen ze ook meer inzicht in hun toeleveringsketen."

Hoe ziet jullie verdienmodel er uit? Reken je de kosten door aan de consument die je wil bereiken? Of aan de bedrijven?

Slabbinck: "We werken met een abonnementssysteem voor bedrijven."
Ameye: "Dat lijkt me logisch: het zijn de bedrijven die transparant willen worden."
Slabbinck: "Zij vragen vaak wat het hen oplevert. Daar zijn al academische studies naar verricht, in een labosetting. Wij willen dat onderzoeken op merkniveau."
Ameye: "Zodra we enkele best practices hebben, kunnen we daar concrete studies naar doen, in samenwerking met een hogeschool of universiteit. Dan kunnen we naar de bedrijven stappen en zeggen, kijk, dit win je ermee."
Slabbinck: "Bovendien is er momenteel wetgeving in de maak op het vlak van transparantie. Ik vergelijk het met het beleid rond GDPR. Daardoor hebben veel bedrijven aan externe experten gevraagd om hen te helpen conformeren. Wel, wij willen hetzelfde bereiken op het vlak van transparantie. Zodra het Europese beleidskader af is, zal er sprake zijn van een schaalvergroting. Tegen dan moeten wij klaar zijn." (lacht)

Staan kmo’s te springen om transparant te worden?

Slabbinck: "Dat moeten ze allemaal niet weten, hoor ik vaak. Of: als ik dat doe, gaat de concurrentie met mijn leverancier lopen. Maar de naam van de leverancier is niet interessant voor de eindklant, de consument. Daarom geven we enkel de namen van de personen mee. Die naam zegt niks over het bedrijf waar die werkt."

Even logisch als de prijs checken

Je omschrijft Quifactum als software-as-a-service. Op welke software steunt jullie platform? Hoe gaan jullie concreet te werk?

Slabbinck: "Daar hebben wij lang over gediscussieerd. Ik was ervan overtuigd dat we met blockchain aan de slag moesten."
Ameye: "Het is al blockchain wat de klok slaat nu. Ik ben niet overtuigd van de meerwaarde daarvan. Daarom zetten wij in op Graph."
Slabbinck: "Christof heeft me ervan overtuigd dat blockchain vooral interessant is bij ingewikkelde supply chains. Het gaat om gigantisch veel transacties. Voor kmo’s is het ontbetaalbaar om daar telkens een token voor te betalen."
Ameye: "Je hebt ook de kost op ecologisch vlak: om blockchain te laten draaien, heb je veel energie nodig. Plus: eens je met blockchain begint, kan je niks meer wissen. Dat is een groot voordeel ervan – het is betrouwbaar, moeilijk te hacken – maar als onze klanten een foute registratie doen in het begin, en wij zien dat bijvoorbeeld op basis van dat algoritme, dan willen wij manueel kunnen ingrijpen."
Slabbinck: "Maar we sluiten niet uit dat we in de toekomst toch met blockchain gaan werken. Het voordeel is, als we het nu nog niet doen, en Europa legt blockchain op, dan zijn wij nog compatibel."
Ameye: "Anders zouden we twee vormen van blockchain aan elkaar moeten verbinden. Dat kan clashen met elkaar."

Wat willen jullie bereiken met Quifactum? Zijn die gps-coördinaten in de Nijldelta jullie ultieme doel?

Slabbinck: "Ik zie Christof al denken, zeg het niet!"
Ameye: "Ik zeg niks."
Slabbinck: "Ik droom ervan dat consumenten via ons platform een extra euro zouden kunnen doneren die dan direct naar de makers gaat. Zo werken we samen met Solid, dat manden laat produceren in Kenia. Hoe mooi zou het zijn om die donatie erbij te geven? Dan krijgen de makers erkenning, een soort fooi. En de gevers krijgen voldoening dat ze iets goeds gedaan hebben: een euro kunnen ze toch missen. Al zal het niet evident zijn: een studiegenoot in Cambridge zei me dat arbeiders in lageloonlanden het risico lopen dat hun loon daardoor nog verlaagd zou worden."
Ameye: "Het is nog maar een droom, hé. Het staat alleszins nog niet op de planning."
Slabbinck: "De eerste stap is het antwoord op de vraag 'Who made my clothes?' Nog zo’n droom is dat niemand nog iets zou kopen zonder te weten hoe, waar en door wie het gemaakt wordt. Iedereen – behalve misschien de superrijken – kijkt bij een aankoop hoeveel iets kost. Kijken wie het gemaakt heeft, zou even logisch moeten zijn."