Winst is een sterke drijfveer. Maar wat als we bedrijven op een andere manier organiseren, zodat hun missie op de eerste plaats komt en de winst dus naar meer impact gaat?
MVO debat: Waarom geraakt mvo niet uit de startblokken in België?
MVO Vlaanderen organiseert dit jaar vier debatten waarbij we mvo-experten samenbrengen rond een actueel thema. De hamvraag van ons eerste debat: hoe kunnen we de evolutie rond mvo in België versnellen? Een dieptegesprek met David Leyssens, directeur van het Belgische duurzaamheidsnetwerk KAURI, en Luc Van Liedekerke, professor bedrijfsethiek aan de Universiteit Antwerpen en houder BASF-Deloitte Chair on Sustainability.
MVO Vlaanderen: Laten we beginnen met een quote van Pavan Sukhdev, voormalig hoofd van UNEP’s Green Economy Initiative en auteur van het boek Corporation 2020: “Wat we nodig hebben in 2014 is niet meer duurzaam leiderschap, maar meer duurzaam volgerschap”.
Prof. Luc Van Liedekerke: De verbreding van duurzaam ondernemen is een uitdaging voor veel landen. In België hebben we bovendien het nadeel dat we geen grote voortrekkers hebben, zoals een Unilever in Nederland. En dat is niet te onderschatten. Hoe meer je van dat soort bedrijven hebt, hoe meer de druk op andere bedrijven toeneemt. Elk bedrijf dat een contractuele afspraak heeft met zo’n voorloper, moet namelijk op zijn beurt aan bepaalde duurzaamheidseisen voldoen. Overigens is niet alleen de verbreding, maar ook de verdieping van duurzaamheid belangrijk. Ook de voorlopers hebben moeite om hun pilootprojecten om te zetten in structurele veranderingen.
David Leyssens: Volgens Paul Polman, CEO van Unilever, zijn de bedrijfsleiders van morgen systeemdenkers. Ook de 2014 Edelman Trust Barometer stelt dat CEO’s de rol van Chief Engagement Officer moeten opnemen, waarbij ze hun bedrijfsmodel afstemmen op de maatschappelijke uitdagingen. En dat soort leiders zijn vandaag nog te dun bezaaid. Anderzijds wordt het deze leiders ook niet makkelijk gemaakt. Een recente studie van McKinsey toont dat 2/3 van de topmanagers meer druk voelt om te focussen op korte termijnresultaten dan 5 jaar geleden. Met andere woorden, zelfs al zien CEO’s het potentieel van duurzaam ondernemen, dan wordt het hen vaak zeer moeilijk gemaakt.
MVO Vlaanderen: Mogen we stellen dat aandeelhouders en investeerders vandaag nog te weinig aandacht hebben voor lange termijnwinsten?
Van Liedekerke: Dat is een structureel probleem. Zelfs na de economische crisis eisen investeerders nog steeds 20% rendement op eigen middelen (ROE). Grote bedrijven zitten dus met een interne drempel van 15% ROE. Duurzaamheidsprojecten met lange termijnvoordelen worden in dergelijk klimaat meteen afgeschoten. Dat is een eerste cruciale barrière waar we overheen moeten. Een oplossing ligt in het aantonen van het effectieve rendement van duurzaamheidsprojecten, maar dat is dikwijls een moeilijke opgave.
MVO Vlaanderen: En toch vindt u, professor Van Liedekerke, dat we al goed op weg zijn?
Van Liedekerke: Het is niet allemaal kommer en kwel. Ik ben er in ‘87 mee begonnen en sindsdien hebben we enorme sprongen gemaakt. Je mag niet onderschatten in hoeverre duurzaamheid in een aantal sectoren al zijn weg gevonden heeft, bijvoorbeeld in de voeding- en chemiesector.
Leyssens: We moeten wel nog een grote sprong maken van de niche naar de mainstream.
Van Liedekerke: Het is een beetje afhankelijk van wat we daarmee bedoelen. Wie heeft er een mvo-verantwoordelijke in zijn bedrijf? Bijna niemand. Wat kan die mvo-verantwoordelijke doen? Bijna niets. Maar toch is er de laatste jaren veel veranderd. Kijk maar naar de sociale balans. Bedrijven zijn veel meer moeten gaan letten op de gezondheid en veiligheid van werknemers. Als we de lijst van ISO 26000 thema’s erbij halen, zien we de laatste dertig jaren enorme verschuivingen over al die thema’s, ook in de mainstream.
MVO Vlaanderen: Akkoord, de maatschappij en publieke opinie zijn geëvolueerd en de bedrijven zijn hierin gevolgd. Maar de vraag is: gaan we snel genoeg?
Van Liedekerke: Er zijn twee mogelijke pistes. Je kan het huidige economische systeem overboord gooien en naar een ander type economie evolueren, denk aan de sociale of coöperatieve economie. Het is echter een illusie te denken dat je van vandaag op morgen heel de economische structuur kan opzetten rond die nieuwe vormen. Je bent verplicht om te werken met de economie van vandaag – waarin de focus ligt op de financiële korte termijnopbrengsten – en deze van binnen uit proberen om te buigen. Gaat dat rap genoeg? Zeker niet.
MVO Vlaanderen: Ligt er daar een grote rol voor wetgeving weggelegd?
Van Liedekerke: Absoluut.
Leyssens: Wetgeving is enorm belangrijk, maar het mag niet het imago versterken dat duurzaamheid iets is waaraan voldaan moet worden en extra lasten en kosten teweeg brengt. In de bouw zie je dat fenomeen bijvoorbeeld. De strenge duurzaamheidswetgeving in de bouwsector zorgt ervoor dat enkele koplopers op de kar springen en een versnelling teweeg brengen. Echter, het grote peleton van volgers ziet dit enkel als iets heel negatiefs en krijgt dit daardoor ook niet geïntegreerd in de lange termijnvisie van hun organisatie. Dus daar ligt een uitdaging voor wetgeving.
Van Liedekerke: Dat is juist. Ik kom uit de bedrijfsethiek en daar zijn we altijd voor zelfregulering als het enigszins kan. Omdat het belangrijk is dat bedrijven inzien waarom iets interessant of belangrijk is. Je kan dat vergelijken met de opvoeding van kinderen; je moet hen leren inzien waarom het belangrijk is om hun tanden te poetsen en dan gaan ze dat mettertijd zelf doen. Langs de andere kant heb je ook daar regels en straffen nodig, en ook dat kader is cruciaal. De massieve switch naar duurzaamheid in de vissector is alleen maar mogelijk geweest omdat het Europees wetgevend kader voor de visserij gigantisch verschoven is. Op dat moment wordt zoiets een centraal doel en ben je verplicht erover na te denken.
Leyssens: Enkele overheidsadministraties zijn met een duurzaamheidsverslag gestart en hebben hun lidmaatschap bij KAURI aangevraagd. Dat is heel belangrijk, net om die zelfregulerende oefening in de eigen denkprocessen te introduceren, zoals het ook van bedrijven en middenveldorganisaties verwacht wordt. En daar is toch nog heel wat werk aan de winkel.
Van Liedekerke: Lange termijndenken is cruciaal voor de evolutie naar een duurzame economie en wordt voor een groot deel bepaald door het regelgevend kader. Maar als die overheid zelf wordt gedreven door een politiek systeem dat op korte termijn wil scoren, dan heb je een structureel probleem. En we slagen er vandaag nog niet in om in die institutionele structuren een lange termijnreflectie te brengen.
MVO Vlaanderen: Hoe kijken de bedrijven zelf aan tegen strengere wetgeving?
Van Liedekerke: Een studie van Accenture en UN Global Compact bij 1000 CEO’s toont merkwaardig genoeg dat 85% van de CEO’s vraagt naar een globaal wetgevend kader rond duurzaamheid. Enerzijds willen ze een globaal kader dat duidelijkheid schept in de continu evoluerende wetgevingen van honderden landen. Anderzijds versterkt wetgeving rond duurzaamheid hun argumentatie tegenover investeerders en aandeelhouders om hierop in te zetten. Zonder een wetgevend kader dat geleidelijk aan de druk verhoogt, ligt innovatie rond duurzame initiatieven stil. Maar je mag de lat ook niet meteen te hoog leggen, want dan versmacht je de drive die nodig is om te innoveren.
MVO Vlaanderen: Welke landen geven het goede voorbeeld?
Van Liedekerke: Het Verenigd Koninkrijk heeft het startschot gegeven en is nog altijd goed bezig. Heel wat overheidsinstanties zijn hierbij betrokken, wat terecht is want mvo is een zeer breed veld. Eén dominante speler knoopt de initiatieven uit alle afdelingen aan elkaar en volgt deze op. Het VK doet dit goed, maar ook Nederland en Denemarken en een aantal andere landen. In deze landen heeft men echt in mvo durven investeren. Zeer concreet is dat in Nederland gebeurd door de oprichting van MVO Nederland. De Nederlandse overheid heeft gezegd: hier is 4 à 5 miljoen frank, begin! De evolutie van MVO Nederland werd opgevolgd aan de hand van bepaalde KPI’s en na een aantal jaar moest MVO Nederland zelfvoorzienend zijn. Nederland heeft zo een geoliede machine gemaakt die best practices is beginnen rondstrooien. Dat is daarom niet de best mogelijke organisatie, maar het is een heel andere manier van te starten. Slechts door die investeringen te doen, kan je een grote impact veroorzaken. En daar heeft België absoluut geen ambitie gehad.
Leyssens: Vanuit een persoonlijke interesse kijk ik altijd met zeer veel belangstelling naar Zuid-Afrika. Daar zie je dat duurzaamheid vanuit een ethische reflex is gestart. Na de apartheidsperiode hebben ze daar heel sterk wetgevend gewerkt, bijvoorbeeld rond een aantal diversiteitsthema’s, onder de noemer van black economic empowerment
Van Liedekerke: Bijvoorbeeld in de corporate governance code in Zuid-Afrika staat dat er in de Raad van Bestuur permanent iemand moet zetelen die met mvo bezig is.
MVO Vlaanderen: Naast wetgeving kan de overheid ook een sneeuwbaleffect veroorzaken door duurzaam aan te kopen.
Van Liedekerke: Op vlak van duurzaam aankopen heb je als overheid een leidersrol te vervullen. Ook dat is in Nederland gelukt. De grote bedrijven zijn de overheid gevolgd en ook systematisch duurzaam gaan aankopen.
Leyssens: KAURI werkt met de stad Gent aan de Ecoprocura beurs in september, waar overheidsaankopers vanuit heel Europa samenkomen en in contact worden gebracht met de markt. Het is namelijk belangrijk een zelflerende dynamiek op gang te brengen bij overheidsambtenaren zodat ze de markt beter leren kennen, nog meer weten wat er speelt en dus geïnformeerdere beslissingen kunnen nemen. Dit is cruciaal want te strenge aankoopcriteria zorgen voor demotivatie bij heel wat leveranciers en te lakse criteria slagen er niet in bedrijven te belonen die wel inspanningen leveren.
MVO Vlaanderen: Je hoort wel eens dat steeds meer duurzaamheidsmanagers gefrustreerd raken. Wat maakt hun taak zo zwaar?
Leyssens: Sinds 2011 is er een nieuwe fase aangebroken waarin duurzaamheidsmanagers moeten fungeren. Noem het hoe je wilt, Shared Value of MVO 2.0. In essentie moeten de duurzaamheidsmanagers nu de stap zetten naar een veel strategischere benadering van mvo. Mvo moet vandaag naar de ruggenwerf van organisaties geraken. Dat is een erg ingrijpende oefening en de duurzaamheidsmanagers die deze interne strijd voeren zijn heel moedige mensen. Je ziet dan ook dat heel wat organisaties met dit omslagpunt worstelen. In België zijn er weinig organisaties die die omslag al hebben gemaakt.
Van Liedekerke: En dat is niet alleen in België zo. In heel wat sectoren heb je sectorleiders die mvo hanteren als een innovatiemachine voor waardencreatie binnen het bedrijf; om zich te differentiëren van de anderen, om marktpositie in te nemen, toekomstige producten te lanceren etc. Dat zijn de uitzonderingen. De meerderheid zit in een verhaal waar mvo nog altijd een soort afschermen van risico’s is. Maar, zoals David zegt, kan een bedrijf op lange termijn maar overleven als het toont aan de samenleving hoe het maatschappelijke meerwaarde kan brengen. Die denkoefening moet gemaakt worden.
MVO Vlaanderen: Geeft u eens een voorbeeld van zo’n denkoefening.
Van Liedekerke: Een klassiek voorbeeld komt uit de bandensector. Zo gooide Michelin zijn business model om van zoveel mogelijk banden verkopen naar kilometers verkopen. Dat betekent concreet dat het duurzame karakter van een band prioritair wordt. Het gevolg is een afvalberg die drie keer zo klein is. Dat zijn de type denkoefeningen die moeten gebeuren, en innovatie speelt daarin een grote rol.
MVO Vlaanderen: We moeten dus van risicoafscherming naar waardencreatie?
Van Liedekerke: Ik pleit absoluut niet voor het afschaffen van de risicobenadering. Het is belangrijk dat de wetgever risico’s blijft afstraffen. Alleen dan wordt duurzaamheid een issue in een onderneming en geef je zuurstof aan mensen die met duurzaamheid bezig zijn. Maar om op lange termijn een duurzame economie te creëren, moet je duurzaamheid als strategisch model van bij het begin meenemen.
Leyssens: De startvraag van een bedrijf moet verschuiven van ‘hoe kan ik door mvo mijn risico’s beperken’ naar ‘welke meerwaarde lever ik aan de maatschappij als bedrijf’.
MVO Vlaanderen: Wat houdt bedrijven tegen om deze stap te zetten?
Van Liedekerke: Er zijn veel te weinig goede modellen beschikbaar, en dat ligt ook deels aan het onderwijs. Hoewel er veel interesse voor is, hebben we nauwelijks opleidingen in die richting. En daar zit een enorme uitdaging.
MVO Vlaanderen: Dus ook onderwijsinstellingen moeten een tandje bijsteken?
Van Liedekerke: Wat David vertelde over de overheidsadministraties is ook perfect mogelijk voor onderwijsinstellingen. Ook zij moeten zich intern afvragen wat een duurzame onderwijsinstelling betekent. En waarom zou een overheid zoiets bijvoorbeeld niet meenemen in de accreditatie van onderwijsinstellingen? Bij business scholen is dit nu al het geval. Zo’n accreditatiestrijd is enorm en dergelijke klassering is belangrijk voor de instellingen om studenten aan te trekken.
MVO Vlaanderen: De kennis over duurzaamheid kan ook sterk gevoed worden via samenwerking. Moeten bedrijven meer gaan samenwerken?
Leyssens: Samenwerking is een thema waar wij bij KAURI volop op inzetten. Als je echt grote stappen vooruit wil zetten, moet je maatschappelijke uitdagingen op sectorniveau of doorheen een keten aanpakken. Dat kan je gewoonweg niet alleen.
Van Liedekerke: Duurzaamheidsinspanningen staan of vallen door het verruimen van samenwerkingsverbanden. Belangrijk is dat een bedrijf niet alleen met sectorgenoten samenwerkt, maar de dialoog ook verruimt naar andere groepen stakeholders. Veel conflicten tussen bedrijven en NGO’s zijn bijvoorbeeld op te lossen door samenwerking. Bedrijven leren wat het betekent om af te wijken van de klassieke financiële taal maar ook de NGO’s en non-profitorganisaties leren wat het betekent om een business draaiende te houden en altijd maar geconfronteerd te worden met korte en middellange termijnen. Naast KAURI ken ik eigenlijk nauwelijks een koepelorganisatie die erin slaagt om deze groepen bij elkaar te brengen. Sectororganisaties zouden die rol ook veel meer op zich kunnen nemen en systematisch dergelijke dialogen uitlokken.
Leyssens: De stap van dialoog naar samenwerking moet nu gezet worden. Samen dingen realiseren is belangrijk, hoe klein ook. Je handelt dan niet meer vanuit het negatieve, maar vanuit een enthousiasmerende dynamiek: hoe kunnen we samen iets opbouwen?
MVO Vlaanderen: Dat lijkt vandaag toch nog heel moeilijk voor bedrijven.
Leyssens: En ook voor de stakeholders. Veel middenveldorganisaties zijn er ook niet op voorzien om met elk bedrijf dialogen op te zetten en samenwerkingsverbanden uit te bouwen. Het is ook voor hen belangrijk om na te denken over hoe ze hun maatschappelijke missie het best kunnen bereiken en waar ze het zwaarst kunnen doorwegen. Zo heeft BBL onlangs haar lange termijnvisie uitgeschreven en de sectoren aangeduid waarin ze actief slimme coalities wil tot stand brengen.
Van Liedekerke: Bij NGO’s leeft er een enorme koudwatervrees om zich te verbranden aan samenwerkingen met bedrijven. Grote spelers, zoals een Oxfam, weten dikwijls ook niet wat er allemaal intern in hun organisatie gebeurt. In het ene land werkt zo’n organisatie samen met een bepaald bedrijf en in het andere land voeren ze er actie tegen. Ook voor hen is dit een leerproces. Natuurpunt is nu bezig met het beheren van fabrieksterreinen. Dat is een bron van inkomsten voor Natuurpunt én een meerwaarde voor het bedrijf, en uiteraard voor de samenleving. Dergelijke initiatieven zijn waardevol en nog te weinig aanwezig.
Leyssens: Dat is ook de hoofreden waarom we vorig jaar de Sustainable Partnerships Award hebben gelanceerd. We willen in België goede praktijkvoorbeelden naar boven halen. De beslissing van Delhaize om – in samenwerking met WWF – hun aankoopbeleid rond duurzame vis 100% te gaan bijsturen, heeft een zeer grote impact gehad op de hele toeleveringsketen.
MVO Vlaanderen: Moeten NGO’s zich dan meer gaan focussen op samenwerking met bedrijven?
Leyssens: Ik vind het belangrijk dat de haaien blijven. Je hebt verschillende soorten middenveldactoren nodig, ook diegenen die zich nadrukkelijk buiten de leefwereld van bedrijven plaatsen en de rol van maatschappelijke waakhond opnemen. Wij krijgen overigens vaak de opmerking van duurzaamheidsmanagers die maar wat blij zijn dat een Greenpeace of een CorpWatch bestaat. Juist omdat deze organisaties de kracht hebben om bepaalde thema’s op de interne agenda van bedrijven te plaatsen. Ik vind wel dat bij de identiteitsoefening van middenveldorganisaties de keuze scherper gemaakt moet worden: ben ik een waakhond of ga ik strategisch samenwerken? Het probleem van sommige middenveldorganisaties is dat ook zij vaak de link met shared value niet zien en nog te veel met een korte termijnbril kijken. Sommige NGO’s redeneren ‘geef ons uw geld en wij lossen uw probleem wel op’ en moeten op dat vlak opgevoed worden. Want ook die tijd is voorbij.
MVO Vlaanderen: Onlangs opperde Indra Nooyi, CEO van PepsiCo, dat ook de media een belangrijkere rol kunnen opnemen door positieve verhalen te delen in plaats van te focussen op negatieve berichtgeving. Akkoord?
Leyssens: De media kan een driver zijn om bedrijven sneller te laten schakelen. Kijk naar wat The Guardian in Engeland heeft gerealiseerd. Duurzaam ondernemen heeft een enorme boost gekregen, gewoon door de strategische keuze van een mediabedrijf om daar waardig op in te zetten. Dat is fascinerend.
Van Liedekerke: Voor een bedrijf is reputatie zeer veel waard. En daarin spelen de media een gigantische rol. Als de media op bepaalde thema’s hameren, stijgt het risico voor bedrijven zienderogen. Die rol hebben de media zeker vervult. Maar, zoals eerder gezegd, moeten bedrijven evolueren van een risicobenadering naar een strategische benadering en naar shared value creation. De media hebben daar nog nooit van gehoord. En dat is een zeer groot probleem. Dergelijke verhalen zijn natuurlijk veel moeilijker te verkopen. Van een ontploffend olieplatform kan je prachtige beelden vinden, maar wie gaat berichten over een alliantie tussen Unilever en Oxfam in India?
MVO Vlaanderen: Van welke recente gebeurtenissen worden jullie persoonlijk enthousiast?
Leyssens: Ik wordt enthousiast vanuit de vaststelling dat mensen een steeds dieper waardenbesef hebben in wat ze doen en daar ook actief naar op zoek zijn. Zo zie je dat bij starters het loon veel minder belangrijker is dan een aantal jaren terug.
Van Liedekerke: Absoluut. Dat kan ik zelfs empirisch ondersteunen. De loonfactor is niet de eerste factor waarvoor mensen een job kiezen, alvast niet bij afgestudeerden en beginners. En dat is een positieve evolutie. De eerste les van het jaar schrijf ik steevast enkele acroniemen op het bord, zoals MVO en SRI, en vraag aan mijn studenten wie deze woorden kent. Tien jaar geleden niemand. Nu tachtig procent. Het is niet dat ze allemaal ineens bewuste consumenten geworden zijn, maar ze snappen wel de uitdagingen die er zijn.
Leyssens: Ik herinner me dat ik een paar maanden terug, na de textielcrisis in Bangladesh, werd opgebeld door een van onze leden, een mvo-manager bij een uitzendkantoor. Deze persoon had een telefoontje gekregen van een van zijn accountmanagers die dagelijks diensten verkocht aan een groot textielbedrijf en wilde weten wat de company policy was omtrent ethische en veilige productie. Dat is toch een bemoedigend signaal. Als CEO moet je vandaag verantwoording kunnen afleggen over de keuzes die je maakt, niet alleen op de bestuursvergadering, maar ook tegenover werknemers en de buitenwereld.
Van Liedekerke: Dat is toch geweldig. Jonge mensen hebben ook veel meer stem dan vroeger. Ze durven te reageren. Zoiets zou vroeger nooit ter sprake zijn gekomen, hoewel het misschien wel gedacht werd. Het grootste risico bij jonge mensen is echter cynisme. Ze zien en horen de negatieve verhalen in de media dagelijks verschijnen en denken ‘het is toch om zeep’. Daarom is het belangrijk om genoeg succesverhalen te tonen.
(Vincent Fobelets)