Een blik op innovatie in de zorg
Hoe kunnen ondernemers hun producten en diensten samen met de zorgsector uittesten en valideren? Een uitdagend vraagstuk. Het was ook meteen de basisdoelstelling bij de start van Flanders’ Care.
Dit programma van de Vlaamse overheid streeft naar een verbetering van de zorgkwaliteit. Via innovatie én door verantwoord ondernemerschap in de zorgeconomie te stimuleren.
Lieve Apers, coördinator Contactpunt Zorgeconomie bij het Agentschap Innoveren & Ondernemen, is sinds 2010 hierbij nauw betrokken. Zij vertelt ons over de groei die innovatie in onze zorg kende.
Hoe is Flanders Care ontstaan?
Flanders’ Care ontstond uit de vraag van bedrijven. Zij ontwikkelden heel wat innovatieve oplossingen maar bij de introductie in zorgorganisaties ondervonden ze heel wat drempels.”
Wat wilden jullie bereiken?
“De basisdoelstelling was vooral om ondernemers en zorgactoren samen te brengen. We wilden kijken hoe ze samen de producten en diensten van de ondernemers konden ontwikkelen, uittesten en valideren. Het was dus belangrijk om de zorg te overtuigen van wat ontwikkeld was, dat het voldeed aan wat ze nodig hadden en vroegen en tevens de kwaliteit voor de gebruiker verhoogde.
Daaruit is het instrument van de demonstratieprojecten ontstaan. Je kunt wel iets heel leuks hebben, maar de zorg moet ervan overtuigd zijn dat het doet wat het zegt en hen ook ondersteunt.”
Liep de zorgsector een beetje achter op vlak van innovatie?
“Dat zou ik niet zeggen. In de zorg is de core business mensen verzorgen. De adoptiegraad van een nieuwe technologie binnen de zorg duurt heel wat langer dan bij een ondernemer, net omdat de validatie voor hun belangrijk is.
Dit wil niet zeggen dat er geen innovaties plaatsvonden. Het waren dan voornamelijk innovaties die op maat waren van één zorgorganisatie. En daar kan een ondernemer de markt niet mee op. Zeker niet de internationale markt.”
Hoe gingen jullie hiermee aan de slag?
“We ontwikkelden een online instrument om inzicht te geven in de aard van het onderzoek dat moet gebeuren om een oplossing in de zorg te valideren. Clinical trials zijn immers niet steeds de efficiëntste aanpak. Je kunt ook echt wel heel wat onderzoek doen zonder dat daar veel geld voor nodig is.
In de Toolboxkit Evidence Based Care, kunnen zowel ondernemers als zorgactoren als kennisinstellingen geholpen worden om na te gaan wat minimaal nodig is om een oplossing te valideren in de zorgsector. Via een gestructureerde vragenlijst word je gegidst tot een pdf waar het minimale onderzoek in beschreven wordt. De uitkomst is afhankelijk van de gegevens die je invult, startend met je product of dienst, doelgroep, aard van oplossing, enzovoort.”
“Daarnaast ontwikkelden we een aantal ondersteuningshulpmiddelen, waaronder een brochure om bedrijven maar ook de zorgactoren te begeleiden in de ‘user centered’ aanpak. Het is belangrijk gebruikers te betrekken in de ontwikkeling van oplossingen, zodat ze daarna ook succesvol geïmplementeerd kunnen worden. Dus je gebruiker moet van in het begin betrokken zijn tot bij wijze van spreken de after sales. Wanneer het product op de markt is, dan is zijn feedback belangrijk om te ontdekken welke aanpassingen nodig zijn om het in de markt te houden.”
En de Nieuw Industrieel Beleid Zorgeconomie-projecten?
“In 2013 kregen we middelen om een oproep te lanceren waarbij we al onze ervaringen van ervoor binnen Flanders’ Care konden bundelen. Want uiteindelijk kun je heel mooie producten en diensten ontwikkelen in co-creatie, deze valideren, … Maar als je voor de uitrol ervan niet zorgt dat er een basis van samenwerking tussen die verschillende sectoren is, dan kun je niet echt duurzame trajecten opzetten.
De doelstelling van deze projecten is dan om ook samenwerkingsmodellen te ontwikkelen waarbij al die partijen, dus de zorg en de industrie, geen nieuwe dingen doen, maar gewoon alles wat bestaat aan elkaar koppelen en vooral samenwerken.
Het business- en organisatiemodel dat ze ontwikkelen moet subsidieafhankelijk werken. Ze moeten dus kijken hoe ze het efficiënter kunnen aanpakken door het samen te doen en elk toch bij hun eigen core business te blijven, terwijl ze de klant op een betere en snellere manier kunnen helpen. We selecteerden vier projecten.”
Wilt u er een voorstellen?
“Eén project wil ondervoeding tegengaan. Ondervoeding maakt de mensen zieker en het herstellingsproces wordt daardoor ook langer. Het project zet een samenwerkingsverband op waarmee alle stappen in heel het achterliggend zorgtraject naadloos op elkaar aansluiten.
Wat iemand lekker vindt wordt ingepast in zijn voedingspatroon, samen met mogelijke hulpmiddelen en een eetbuddy, zodat de persoon ook echt alles opeet. Vanuit de thuissituatie wordt zo preventief gewerkt om ondervoeding te vermijden. Deze aanpak wordt meegenomen tot in het ziekenhuis of woonzorgcentrum. Hiervoor bouwen thuiszorgorganisaties, ziekenhuizen en zorgorganisaties nauw samen met IT-, voeding – en logistieke bedrijven een open platform op. Het blijft niet enkel bij een project, dit moet ook uitgerold worden na afloop ervan.”
Hoe moeilijk is het om die twee samen te brengen?
“Ik denk dat de belangrijkste uitdagingen liggen in transparantie. Vorig jaar hebben we een roadshow gedaan in Vlaanderen, waar aan een honderdtal deelnemers uit zorgorganisaties en ondernemingen de vraag gesteld werd, ‘hoe samenwerken’.
Hun antwoorden geven duidelijk weer dat, ondanks onze inspanningen, de twee partijen elkaar nog onvoldoende kennen. Er leven ook nog heel wat traditionele vooroordelen. In de zorg vinden ze vaak nog altijd dat een ondernemer iemand is die enkel winst wil maken. Terwijl dat er een evolutie moet komen om via samenwerking oplossingen te vinden. Als je daarin lukt, dat vertrouwen, die samenwerking opbouwen, dan kan innovatie en de implementatie ervan groeien.”
In welke mate komt mvo aan bod?
“Vooral het ethische zit heel sterk in de tools die we ontwikkelden. Wij willen een evenwicht tussen de maatschappelijke en de economische valorisatie. Ik denk dat dat het belangrijkste is in maatschappelijk verantwoord ondernemen. Enerzijds is de zorg hierin mee, want ze wil zorgen voor de patiënt of cliënt. Anderzijds doordat ze niet of trager nieuwe technologieën adopteert, laat de sector een aantal opportuniteiten liggen. Dit evenwicht proberen we continue te bewaken.”
En de planet-kant? Bijvoorbeeld duurzaam materiaalgebruik?
“Naast de groei van het bewustzijn moet ook de bestaande regelgeving op veel vlakken hiervoor nog aangepast worden.
Binnen de laatste oproep voor demonstratieprojecten is er één project dat ik gigantisch interessant vind. Wat hebben zij uitgetest? Ze zagen dat er bij heel wat organisaties erg veel ongebruikte rolstoelen staan. Hiernaast krijgen heel wat aparte vzw’s rolstoelen van mensen die overleden zijn. Zij stockeren die, waarna er nog weinig mee gebeurt.
Het project heeft nu een platform ontwikkeld en ook uitgetest waarbij ze deze tweedehands rolstoelen regenereren. Ze maken ze weer proper en zorgen dat al de modules veilig zijn. Hier en daar doen ze herstellingen. Daarna komen de rolstoelen als tweedehands terug op de markt.
Dit is gewoon een logistiek platform waar ze hulpmiddelen, die anders niet meer gebruikt worden maar toch wel een maatschappelijke kost dragen, samenbrengen, regenereren en terug verdelen. Ik denk dat er zeker in het hergebruik van hulpmiddelen en in het delen ervan nog heel veel potentieel zit voor onze planet.”
Ziet u nog bepaalde opportuniteiten?
“IMEC, een partner in ons Europees Nano4Health-project, laat je dromen van mogelijkheden in de toekomst die ons gezondheidssysteem zoals we het nu kennen, helemaal zal omgooien.
Normaal gezien ga je voor een bloedonderzoek naar de dokter en wordt dit dan opgestuurd naar een labo voor analyse. Dit duurt een aantal dagen vooraleer je je resultaten krijgt. Maar stel je voor, eerst laat je een gen-analyse doen, zodat je perfect weet waar jouw zwakke punten liggen. Je weet waaraan je onderhevig bent en waarvoor je moet oppassen.
Met de lab on a chip technologie van IMEC kun je in de toekomst zelf je bloedonderzoek initiëren. Je koopt een speciaal kaartje voor de bloedtest met de grootte van een geheugenkaartje. Je prikt hiermee een beetje bloed. Tegen dat je tas koffie leeg is krijg je op je smartphone een volledige analyse van je bloed met waarden in het rood waar het fout zit, in het groen wat goed zit.
Je kunt dan beslissen of je dit wil doorsturen naar bijvoorbeeld je cardioloog of huisarts. Ofwel als het zo alarmerend is, dat het systeem misschien zelfs al een ambulance stuurt. In de toekomst wordt alles veel persoonlijker en sneller. Het nadeel tot hiertoe is dat niet alle apps medisch gevalideerd zijn. Er zit nog veel nice to have tussen.
Toch, het gezondheidssysteem zoals wij dat nu kennen, zal binnen twintig à dertig jaar gigantisch veranderd zijn. Om hierop te anticiperen is het nodig dat we zo snel mogelijk met de systeeminnovatie hiervan beginnen.”