“Alsico is eerder een ‘faminational’ dan een multinational”
In Ronse ligt de hoofdzetel van Alsico. Het familiebedrijf is wereldwijd actief en maakt werkkledij voor specifieke sectoren, zoals de zorgsector en de industrie.
Sinds een aantal jaar zetten ze in op circulaire economie. Van bij het ontwerp kijken ze naar zuinig en efficiënt materiaalgebruik. En ze recycleren na gebruik. Hun textiel wordt vervezeld, waardoor het kan dienen voor isolatiemateriaal of hard composiet. Buiten het bedrijf staan bijvoorbeeld picknickbanken van hun gerecycleerde werkkledij.
“Eigenlijk zien we duurzaamheid als impactmanagement”, vertelt Wouter De Broeck, CSR Manager van Alsico.
“Generatiedenken zit ingebakken in ons familiebedrijf. Wat dat concreet betekent? Als we kijken naar de toekomst of investeringen, houden we niet louter rekening met de kwartaalcijfers. Die zijn belangrijk, maar familiewaarden ook. Zelfs als globaal bedrijf. Want we zijn in alle continenten aanwezig, behalve Zuid-Amerika.”
“Dus, wat betekent dit nu naar duurzaamheid toe? Twee dingen. Enerzijds heb je de familiewaarden en de zorg voor de volgende generatie en onze werknemers. Daarnaast is er ook de impact van de grondstoffen op onze planeet. Voor beide zaken doen we aan impactmanagement.”
Op welke manier gaan jullie hiermee aan de slag?
“We stellen heel veel mensen tewerk. Kledij moet je nu eenmaal met de handen maken. Dat wil zeggen dat je moet erkennen dat er een impact is. Die kan negatief zijn, maar natuurlijk soms ook positief. En je moet ze kunnen meten, waardoor je ze kunt verbeteren. Dat is impactmanagement. We zijn een bedrijf dat niet opereert in een luchtbel. We zijn een deel van een groter geheel. We willen weten wat we doen, welke grondstoffen we kopen, waar de mensen werken en hoe ze dat doen. En vooral via circulaire economie willen we die impact verbeteren.”
Waarom is dit belangrijk voor jullie en de sector?
“Omdat er een aantal dingen hoog op de agenda staan in de textielsector. En met name de werkomstandigheden van de arbeiders die de kledij maken. Dat weet iedereen. De ramp in Bangladesh van een aantal jaar geleden was een tragisch keerpunt. Ook de publieke opinie heeft het ingezien. Hoe het zover kwam en zelfs nog komt? Omdat er veel met onderaannemingen wordt gewerkt. Er is een soort van Pontius Pilatus-houding. Het moet klaar zijn tegen een strakke deadline. En verder willen ze er eigenlijk niets van weten. Bij ons zit dat helemaal anders. Als het gaat over het kennen van de werkomstandigheden, hebben we een voorsprong genomen. Voornamelijk doordat we onze productie in eigen handen houden. Onze ateliers zijn eigendom van het bedrijf.”
Waar liggen ze?
Met Alsico NV zijn we actief in België, Nederland, Duitsland en een stukje Frankrijk. De productie ligt voornamelijk in Tunesië. Een klein deeltje in Marokko en Oekraïne. In totaal zijn er tien units, waarbij ook onze vestigingen in de UK, de VS, Spanje en Tsjechië. In deze units heeft Alsico minstens een meerheidsparticipatie. Of we zijn volledige eigenaar. Daardoor hebben we de werkomstandigheden volledig in de hand.”
“Naast de werkomstandigheden zijn de grondstoffen ook belangrijk voor duurzaamheid in de textielsector. Een bekend voorbeeld is katoen. De waterimpact van katoen is enorm. Voor één kilo katoen is er 10.000 liter water nodig. De vier grootste delen waar katoen van komt, liggen in China en India. En net daar is er een enorm watertekort. Extra screening van leveranciers is dus belangrijk.”
Hoe gebeurt die screening?
“We vragen hen om de oorsprong van hun grondstoffen aan te geven. Dat is een eerste stap. Via die ketentransparantie kun je komen tot een soort analyse van je eigen keten. Wij willen bijvoorbeeld geen katoen uit Oezbekistan. We weten dat het daar fout zit met de werkomstandigheden en het water. Er worden ook nog veel pesticiden gebruikt. Als je zoiets ontdekt, ga je de leverancier tot verantwoording roepen of tenminste in dialoog gaan. In die oefening zitten we nu volledig.”
“Of het altijd even gemakkelijk is? Zeker niet. Een getraceerd systeem kan wel helpen. Wij hebben dat, zoals bij Bio Fair Trade-katoen. De keten wordt zo helemaal duidelijk. Voor andere ketens is dat niet altijd zo. Die zijn dynamisch, heel glibberige beestjes. Je weet uiteindelijk nooit wanneer een leverancier van een leverancier beslist ergens anders aan te kopen. Op het einde is het niet meer duidelijk waar de grondstoffen vandaan komen.”
Doen jullie beroep op een derde partij voor de screening?
“We zijn daarmee gestart. We krijgen begeleiding van een initiatief waarbij we lid zijn. Het is het Nederlandse convenant voor duurzame kledij en textiel, een zogenaamd multistakeholderinitiatief van de Nederlands overheid. Ze vragen aan hun leden om hun keten binnen een traject van drie jaar transparant te maken. Wij hebben intussen al een hele weg afgelegd. We proberen die boodschap ook bij de leverancier te brengen. We merken nu een zekere evolutie. In het begin kregen we wat reactie omdat ze niet precies wisten waarover het ging. Ondertussen begrijpen de meeste leveranciers wel waarom die vraag er komt.”
Moeten zij extra investeringen aangaan?
“Er komt altijd wel een stukje investering bij kijken. Neem nu biokatoen. De prijs ervan gaat automatisch verhogen. De investering zit in elke schakel van de keten. Wat wil dat zeggen? Het screenen van die ketens en het uitwerken van de transparantie is op zich ook een investering voor ons. Die wordt doorgetrokken in heel de keten. Is biokatoen dan duurder? Ja, dat kun je met zekerheid zeggen. Maar dat komt omdat er meer processen bij komen kijken. Die zijn duurder dan de conventionele. En van biokatoen heb je ook een kleinere opbrengst. Je kunt dus minder van de schaalvoordelen genieten.”
Merk je als multinational ook culturele verschillen bij de leveranciers?
“Niet meteen. De meeste van onze leveranciers komen uit Europa. Of het nu Spanje of Duitsland is, zij weten zeer goed dat duurzaamheid in de textielsector vandaag een issue is. Ze hebben daarom ook zelf al stappen gezet. Wij laten hen trouwens een Code of Conduct ondertekenen. Daarin staan heel duidelijk een aantal principes waarover wij niet onderhandelen. Ze zijn een voorwaarde om samen te werken. We merken dat ook meer en meer leveranciers zelf zo een Code of Conduct opstellen. Er is dus een groeiend bewustzijn.”
“Ik weet natuurlijk ook dat de grote garenfabrikanten in bijvoorbeeld Pakistan en Bangladesh zich laten certificeren. Zij weten dat ze vragen gaan krijgen. Maar certificaten en audits zijn geen garantie. Het is een goede blijk van hoe iemand zich laat controleren door een derde partij. Maar je moet ook tonen dat je actief je keten beheert. Met een certificaat is de kous niet af.”
Jullie houden daarom evaluaties met leveranciers. Wanneer vinden die plaats?
“Jaarlijks. Op basis daarvan maken we een actieplan. Daarin nemen we de verbeterpunten op. Het is zeker niet iets zwart-wit. Het is een proces waar je aan moet blijven werken. Hoe dat loopt? Goed. Op dit moment komt een 75 procent van ons aankoopvolume van leveranciers die bereid waren om informatie te geven. Zij hebben zelfs veel informatie gegeven. Bij de anderen zal dat ook wel komen. Ik vind het een belangrijke eerste stap.”
Jullie brengen de uitkomst van jullie impactmeting ook naar buiten.
“We hebben inderdaad een rapport opgesteld met onze cijfers. Het is een belangrijk instrument dat we bekendmaken. Hierin hebben we een aantal doelstellingen opgenomen die we koppelden aan de SDG’s. We bekeken waar we effectief iets kunnen bijdragen. Zoals? Good health and well-being. Vanwege het aantal mensen die we tewerkstellen. We willen dat ze in goede omstandigheden kunnen werken. Responsible Consumption and Production en Carbon Footprint zijn andere doelstellingen. Voor elk van die thema’s hebben we interne actiegroepen opgericht. Het zijn allemaal vrijwilligers. Het is een groepje van vijftien mensen. Voor honderd werknemers is dat niet slecht. Het is mooi om te zien dat ze van nature gemotiveerd zijn om mee te werken.”
Vanwaar jullie idee om in te zetten op circulariteit?
“We willen de impact van gebruik van grondstoffen reduceren. We deden al aan CO2-reductie. We brachten in kaart hoeveel we uitstootten en startten daarop met een boomplantprogramma in Madagaskar. Daar planten we echte bomen, niet zomaar een aankoop van groene certificaten. Waarom Madagaskar? Omdat we daar zelf een productie-unit hebben. Het land is ook getroffen door zware erosie.”
“Daarnaast is er het probleem van afval. In België wordt er nog enorm veel textiel weggegooid. Met name de helft. Wat bij het huisvuil geraakt, wordt verbrand. Een deel gaat natuurlijk ook naar Afrika. Maar daar zijn ondertussen heel wat vuilnisbelten met afgedankt textiel uit West-Europa. Het probleem wordt dus gewoon doorgeschoven. Bovendien hangt er ook een sociale kost aan vast. Je hebt de prijs die je betaalt voor de verbranding, een 15 eurocent per kilo textiel. Maar de verborgen sociale kost ligt veel hoger. Je komt bijna op een euro per kilo. Recycleren is dus een veel beter idee.”
De picnicktafels buiten jullie site is daar een mooi voorbeeld van.
“Zij zijn gemaakt van oud textiel. We laten het vervezelen. Dat nieuw materiaal kun je gebruiken voor nieuwe toepassingen, zoals hard composiet of akoestisch en thermisch isolatiemateriaal. Het composiet kun je zelfs nog eens opnieuw vermalen. Zo kun je afval vermijden. Bij ons gaat het zelfs nog verder. Wij maken werkkledij die bestand moet zijn tegen herhaaldelijke industriële wasbeurten. Ze moeten dus lang meegaan. Helemaal anders dan bij fast fashion. We houden hiermee bij het design al rekening. Veiligheid, comfort en een lange levensduur staan centraal. Het komt erop aan om de juiste materialen te kiezen. Daarbij houden we zoals eerder gezegd rekening met de impact van die materialen. Tijdens het productieproces letten we erop dat we zo weinig mogelijk snijafval hebben. Dat zit nu rond de vijftien procent, wat heel goed is. Dankzij automatische patronen in tekeningen kunnen we dat vrij goed beperken.”
En wat met leasing van werkkledij?
“Een goede vraag. De industriële wasserijen zijn vandaag al onze voornaamste klanten. Een wasserij is degene die een soort van leasing biedt aan de klant. Want de klant wil gewassen kledij op een vast tijdstip. En die kledij moet ook weer opgehaald worden. Alsico heeft dankzij die samenwerking een voorsprong kunnen opbouwen op vlak van duurzaamheid. We werken echt al jaren samen met onze partners in de value chain. Zij overzien bijvoorbeeld ook wanneer een kledingstuk aan vervanging toe is. Dat vergemakkelijk voor ons ook de zaak om de kledij bij end-of-life weer te kunnen verwerken.”