Van groentesnijbedrijf tot inclusieve onderneming

Het Antwerpse groentesnijbedrijf GOMAD kreeg de Award Inclusieve Onderneming 2018. In geen jaar na de opstart verwelkomden ze al zeventien anderstalige nieuwkomers in hun team. Hoewel het niet initieel zijn bedoeling was, maakte oprichter Christophe De Mey er vrij snel zijn missie van om deze mensen een toekomst te geven.

“Je moet waardering en verantwoordelijk geven aan de mensen. Dan krijg je echt heel veel terug”, vertelt De Mey in een gesprek met ons.

Hoe ben je met inclusief ondernemen gestart?

“Ik startte GOMAD op vorig jaar in de zomer. Begin september zijn onze eerste kilo’s buiten gegaan. Na twee weken al kenden we een enorme groei. We stonden dag en nacht met twee te werken. Ik had personeel nodig. Toevallig kwam ik in contact met het OCMW. Zij hadden drie goede jongens, erkende vluchtelingen die werk zochten.

Islam Zada, Abdul en Abdel Fattah kwamen hier binnen en ik kon er niet mee spreken. Zij hadden het niveau van Nederlands 1.1 nog niet afgewerkt. Maar handen zijn handen. Alleen hadden ze nog nooit groenten versneden of in een keuken gestaan.

Ze zagen er wel alle drie heel goed gezind uit. Wanneer willen jullie beginnen? Morgen. Oké! De dag erna zijn ze effectief alle drie begonnen.

Voorzag je een opleiding?

“Ik heb meteen geïnvesteerd in hun taalopleiding. Het was nodig om eerst een stap terug te nemen. Ik ben met hen elke dag één à twee uur blijven rondgaan in de werkplaats met blaadjes papier. Ik schreef telkens op hoe iets klonk: raam, deur, pallet, … Tot de basiswoordenschat erin zat. Eigenlijk stond ik er niet bij stil of het nu Belgen waren of niet.

Na een paar weken was dat anders. Ik had extra volk nodig. Twee Belgen mochten hier beginnen, maar het was geen match. De motivatie en leergierigheid was er niet. Ze kwamen te laat, ik kreeg met deurwaarders te maken. Niets anders dan problemen.

Vanaf dan heb ik gezegd: ik ga inzetten op diversiteit en ik ga dat ook uitbouwen. Ik zag gewoon dat die mensen willen en dat ze dankbaar zijn voor die kans. Ze moesten ook zo snel mogelijk een vast contract krijgen, zodat ik er iets mee kon opbouwen. Ondertussen zijn we met zeventien.”

Was je voorbereid op die snelle groei?

“We kiezen ervoor om de groenten nog echt met de hand te snijden en af te werken. De meerwaarde is een mooie snit en kleur. En als je bij ons een kilo bestelt, is dat niet te weinig. Daardoor zijn we zo sterk gegroeid.

Maar om die volumes aan te kunnen, moest ik investeren in machines. Dat waren bewust semi-industriële machines. Ik wil niet met minder mensen gaan werken en meer industrialiseren. Integendeel. Ik wil net mijn personeelsbestand nog opdrijven.

Waarom? Omdat ik merk dat elke goede aanvulling de groepssfeer in het team ten goede komt. Zij hangen echt hard aan elkaar.

Een Syriër komt goed overeen met een Afghaan. Een Afghaan met een Pakistaan. We hebben echt een heel toffe bende.

Daar moet toch ook voor jou veel energie in kruipen?

“Veel begint met verantwoordelijkheid te geven. De dynamiek gaat er snel uit als ik hier weinig ben. Maar net door waardering te geven, krijg je veel terug. En dat heeft niets te maken met inclusief ondernemerschap. Het is permanente vorming. Ik wil ze het gevoel geven dat ze hier thuis zijn en ondersteund worden. Een brief van de deurwaarder begrijpen ze niet. Die brieven komen nu rechtstreeks naar hier. Ik los dat allemaal op. We pakken zelfs hun schulden over en zetten dat om in een afbetalingsplan.

Hun toekomst begint dus hier. Ze beginnen met een werkverkennende stage van een maand. Dat is onbetaald. Daarna begint een IBO-contract van drie maanden. Als de return on investment er is, krijgen ze meteen een vast contract. Dat gebeurt zelfs voor het einde van het IBO-contract. Ik wil dat niet uitmelken tot het einde. Maar als ze niet op niveau komen, dan stopt natuurlijk ook wel het verhaal.”

Dat maak je natuurlijk ook mee.

“Er is hier al meer dan veertig man gestart. Uiteindelijk hou ik minder dan de helft over. Maar het zijn wel allemaal toppers die anders heel moeilijk werk hadden gevonden. Ik heb ook het gevoel dat ze voor lange tijd hier gaan blijven. En dat terwijl het hier geen sexy werkomgeving is. Je staat in de kou, je hebt amper ramen, het is nat. Soms is het echt hard werken.

Maar neem nu Abdul. Hij begon in september en is ondertussen ploegbaas van tien man. Die doet dat waanzinnig goed. Daar kun je mee lezen en schrijven. Het kwam er nochtans eerst niet uit. In de Afghaanse cultuur zit veel nederigheid tegenover een baas. Ik vroeg hem om daarmee te stoppen. Dat was echt vermoeiend. Hier zijn we één familie. Zij werken met mij aan de toekomst. Als mijn vrouw komt, dan groeten ze elkaar met een hand. Mijn dochters spelen met hen.”

Voel je veel dankbaarheid voor bijvoorbeeld het overnemen van hun schulden?

“Bij de meeste wel. Het heeft natuurlijk te maken met waarden en normen. Als je die niet hebt, ga je die ook niet appreciëren. Diegene die dat wel appreciëren, betalen ook gewoon terug. En zij die terugbetalen, werken ook goed. Dan scheld ik hun schuld ook met plezier kwijt. Soms gaat het om een huurachterstand van drie maanden. Als je 2.000 euro moet terugbetalen met een loon van pakweg 1.600 euro per maand… Die 200 euro die er dan afgaat per maand is net de ademruimte voor wat comfort. Ik wil niet dat ze dat afgeven. Het heeft geen zin.

Ik wil dat ze gelukkig zijn en zo snel mogelijk uit de armoede geraken.

Ze moeten kunnen bouwen aan zichzelf en hun toekomst in België. Al is die armoedebestrijding heel moeilijk. Daar loop ik echt tegenaan.”

Kun je daarvoor op ondersteuning rekenen bij andere organisaties?

“Ik heb een goede band met Levanto. Zij waren er vanaf dag één. Ik heb echt een klik met hen. Ze blijven me ook ondersteunen. Ook in het mentale. Als je soms de verhalen hoort van mijn mensen. Door je vader afgezet worden op een berg met 10.000 dollar in je zak om tot België te stappen met een mensensmokkelaar… Ik kon daar niet van slapen. Ik heb mij daar toch ergens voor moeten afsluiten.”

“Nu begin ik ook een heel goed contact te hebben met VDAB. Zij zijn naar productiviteit, openheid en pro-activiteit serieus gegroeid vind ik. Ze steunen mij als ondernemer en denken mee. Dat is heel aangenaam.”

Ben je eigenlijk altijd zo maatschappelijk geëngageerd geweest?

“Helemaal niet. Ik ben doorheen de jaren helemaal van politieke kleur veranderd. Vijftien jaar geleden was ik heel behoudsgezind. Nu denk ik zuiver liberaal. Iedereen verdient kansen. Als je wilt vooruit geraken, moet iemand die kans geven.

Wat ook meespeelt is dat ik geen financiële stress meer heb. Of ik nu verdien wat ik verdien of het dubbele, dat maakt dus niet uit. Ik zou er iets leuks mee kunnen kopen, maar extra vakantie zit er toch niet in. Ik ben hier nodig. Dus doe ik het voor mijn mensen.

Ik zou niet willen dat mijn dochters op school vertellen dat ik groenten snij. Nee, ik heb liever dat ze vertellen dat ik mij inzet voor mensen die groenten snijden, dat ik ze help ontwikkelen.

Op hun school zitten amper niet-Belgen. Dat is helemaal niet de realiteit. Ik wil hen de nieuwe wereld laten ontdekken.”

En daarvoor werd je beloond met een award.

“Ik vind die erkenning krijgen heel lastig eigenlijk. Ik ben in de eerste plaats een ondernemer en zeker geen heilige. Als je kijkt naar de impact van de andere genomineerden… Ik voel mij niet helemaal op mijn plaats met die titel. Maar het effect is wel compleet gek. Ik kreeg een aanvraag om aan een HR-directeur en CEO van een groot bedrijf uit te leggen hoe je zelfsturende inclusieve teams maakt. Een snotaap tegenover twee zwaargewichten.

Er zijn ook veel reacties gekomen op mediaberichten over ons. Sommigen boden zich zelfs spontaan en gratis aan. CEO’s in prepensioen, journalisten, leraars Nederlands. Het is heel moeilijk voor mij om daarmee om te gaan. Ik heb nu beslist om met enkele van hen verder te gaan.”

Wat brengt de toekomst nog?

Armoedebestrijding is voor mij belangrijk. Daar zou ik graag een programma rond uitwerken. Ik wil mijn mensen leren dat ze niet boodschappen moeten gaan doen in een nachtwinkel in Borgerhout. Wij doen boodschappen in een supermarkt. Ik wil mensen leren wat gezonde voeding is en hoe je minder geld kunt opdoen. Dat programma start in april.

Met VDAB komt er ook een project waarbij we mensen in hun eigen taal opleiden tot productiemedewerker. Het gaat om zes vluchtelingen, zeer laag geletterd. ’s Middags krijgen ze intensief Nederlandse les. Daar heb ik extreem veel goesting in. En later dit jaar verhuizen we. Het is nodig, want we hebben geen opleidingslokaal en de lockers moeten we nu al delen.”